Nieuws

Verkenning naar afwijkend gewicht van melkvee in de KringloopWijzer

Gepubliceerd op
2 juli 2021

Het gewicht van melkvee varieert in de praktijk. De KringloopWijzer rekent gewoonlijk met één gemiddeld gewicht. Een analyse laat zien dat 10% hoger gewicht gemiddeld leidt tot ruim 2% hogere excretie en ammoniakemissie. Het effect op broeikasgasemissie is klein. Wageningen University & Research CRV verkennen gezamenlijk mogelijkheden om betrouwbaar, zonder extra invoergegevens, het bedrijfsspecifiek lichaamsgewicht van de veestapel op het bedrijf in beeld te krijgen.

Het gewicht van melkvee zal in de praktijk verschillen van bedrijf tot bedrijf. Maar de KringloopWijzer rekent bij alle rassen, behalve bij Jersey, met een gewicht van 650 kg voor volwassen dieren. Jongere dieren hebben vanzelfsprekend een lager gewicht. Vanuit de praktijk geven veehouders wel signalen dat hun veestapel lichter is, zodat er minder excretie of ammoniakemissie is. Of juist dat hun veestapel zwaarder is dan de rekenstandaard, zodat er minder broeikasgasemissie toegeschreven wordt aan de melkproductie en meer aan de vleesproductie. Maar vervolgens is het ook wel weer lastig om nauwkeurig het bedrijfsspecifiek gewicht van je veestapel vast te stellen en dit ook te bewijzen.

In dit artikel beschrijven we de daadwerkelijke effecten van een zwaardere veestapel dan gemiddeld voor een aantal duurzaamheidsindicatoren. Als toevoeging wordt er een verkenning uitgevoerd om, betrouwbaar en controleerbaar, het bedrijfsspecifieke gewicht van de veestapel vast te kunnen stellen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de data van Koeien & Kansen-bedrijven.

Tien procent hoger koegewicht

Om te kijken of een hoger koegewicht daadwerkelijk leidt tot andere resultaten van relevante duurzaamheidsindicatoren is er een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Getoetst is wat het effect is van een 10% hoger lichaamsgewicht. Dus als volwassen dieren niet 650 kg wegen, maar 715 kg[1]. De analyse is verricht met een set van 877 bedrijven uit 2018 die representatief zijn voor de melkveebedrijven in Nederland. Deze set is tweemaal doorgerekend met de KringloopWijzer versie 2019. Eenmaal met de standaardgewichten die gehanteerd worden in de KringloopWijzer (650 kg voor volwassen koeien) en eenmaal met 10% hoger gewicht van alle dieren. De resultaten voor excretie van stikstof en fosfaat, ammoniakemissie per ha, stikstofbodemoverschot per ha, aandeel eiwit van eigen land en broeikasgasemissies zijn uitgerekend en met elkaar vergeleken. De resultaten zijn weergegeven in tabel 1.

stikstof- excretie fosfaat- excretie N-bodem- overschot Ammoniak- emissie/ha Eiwit van eigen land bkg* (CO2/kg meetmelk)
gemiddelde afwijking +2,2% +2,1% -1,2% +2,4% +1,0% -0,6%
standaard afwijking 0,3% 0,3% 7,2% 0,9% 1,0% 1,1%

Tabel 1. Effect van 10% hogere lichaamsgewichten van het melkvee op duurzaamheidsprestaties voor 877 representatieve Nederlandse melkveebedrijven uit 2018 (berekend als 100% * (resultaat +10% extra gewicht – resultaat basis) / resultaat basis

Figuur 1 geeft een beeld van de gemiddelde afwijking van de ammoniakemissie per ha (%) bij een 10% hoger lichaamsgewicht van het melkvee en de spreiding door de afwijking er bedrijf weer te geven. In figuur 2 is hetzelfde gedaan, maar dan voor het thema broeikasgasemissie.

 Effecten

In tabel 1 is te zien dat de excretie van N en P gemiddeld ruimt 2% hoger is bij 10% hoger lichaamsgewicht. Door het hogere gewicht neemt de voerbehoefte toe, en daarmee ook de voeropname. Deze extra voeropname geeft ook verliezen waardoor de excretie ook omhoog gaat.

N-bodemoverschot is gemiddeld iets lager. Soms zijn er procentueel grote afwijkingen. Dat heeft te maken met (hele) lage overschotten, waarbij kleine veranderingen procentueel juist weer groot kunnen zijn.

Figuur 1. Afwijking van ammoniakemissie (%) bij 877 representatieve Nederlandse melkveebedrijven uit 2018 met een 10% hoger lichaamsgewicht van het melkvee dan de huidige standaard (650 kg) in de KringloopWijzer.
Figuur 1. Afwijking van ammoniakemissie (%) bij 877 representatieve Nederlandse melkveebedrijven uit 2018 met een 10% hoger lichaamsgewicht van het melkvee dan de huidige standaard (650 kg) in de KringloopWijzer.
Figuur 2. Afwijking van broeikasgasemissie (%) bij 877 representatieve Nederlandse melkveebedrijven uit 2018 met een 10% hoger lichaamsgewicht van het melkvee dan de huidige standaard (650 kg) in de KringloopWijzer.
Figuur 2. Afwijking van broeikasgasemissie (%) bij 877 representatieve Nederlandse melkveebedrijven uit 2018 met een 10% hoger lichaamsgewicht van het melkvee dan de huidige standaard (650 kg) in de KringloopWijzer.

De ammoniakemissie daalt nooit (figuur 1) door een hoger diergewicht. Er is nagenoeg altijd een stijging, gemiddeld van 2.4% Dit komt door de hogere voeropname en daardoor ook een hogere stikstofopname die tot extra ammoniakemissie kan leiden.De broeikasgasemissie per kg melk neemt gemiddeld iets af, met 0.6% (tabel 1). Figuur 2 laat de verschillen bij 10% hoger lichaamsgewicht bij de 877 bedrijven zien. Enerzijds is er sprake van meer methaanemissie door een hogere voeropname en anderzijds is de allocatie naar vleesproductie omhoog gegaan door een hoger afgevoerd levend gewicht. Op bedrijven met weinig veeafvoer stijgt de broeikasgasemissie gemiddeld vaak en op bedrijven met relatief veel veeafvoer daalt de broeikasgasemissie gemiddeld licht. Dus bij broeikasgasemissies is sprake van twee tegengestelde effecten. Meer methaanemissie en minder toedeling van de emissie naar melkproductie (door de hogere vleesafvoer). Een kanttekening hierbij is nog wel dat met dezelfde gewichten is gerekend voor de voeropname als bij de afvoer van dieren. In de praktijk kan dit van elkaar verschillen, maar het afgevoerde dier zal niet altijd zwaarder zijn dan de productiedieren.

Naar een bedrijfsspecifiek gewicht

Met name voor ammoniakemissie en excretie van stikstof en fosfaat in de mest is het effect van een hoger diergewicht niet verwaarloosbaar. Daarom verkennen WUR en CRV mogelijkheden om betrouwbaar, zonder discutabele invoergegevens, het bedrijfsspecifiek lichaamsgewicht van de veestapel in beeld te krijgen. De verkenning betreft het gebruik van de fokwaarde voor lichaamsgewicht. Het beeld is dat elke koe die geregistreerd is bij het stamboek ook een fokwaarde voor lichaamsgewicht heeft. In Nederland gaat het om ca. 85% van de veestapel. De fokwaarde van de individuele dieren kunnen op bedrijfsniveau herleid worden tot een gemiddelde fokwaarde per diercategorie. Deze gemiddelde fokwaarde per diercategorie zal omgezet worden naar een gemiddeld lichaamsgewicht per diercategorie. Een gemiddelde fokwaarde van 104 voor melkkoeien, betekent dat het gemiddeld lichaamsgewicht van die koeien niet 650 kg (zoals bij een gemiddelde fokwaarde van 100) is, maar 676 kg.

De komende periode verkennen WUR en CRV of deze systematiek daadwerkelijk toe te passen is bij de KringloopWijzer.

[1] Koenen en Groen (1998) vermelden een genetische standaardafwijking van 29.6 kg in lichaamsgewicht. Tweemaal deze standaardafwijking is bijna 60 kg. Dat komt vrij goed overeen met 10% van het huidige gemiddelde l

Meer over de KringloopWijzer

De KringloopWijzer geeft de melkveehouder inzicht in zijn milieu- en klimaatprestaties op zijn bedrijf, waardoor hij/zij nog beter kan sturen op de benutting van mineralen. De rekenregels van deze tool zijn wetenschappelijk onderbouwd en de ontwikkeling ervan wordt gefinancierd door het ministerie van LNV en ZuivelNL. Het beheer van de Centrale Database van de KringloopWijzer ligt bij ZuivelNL.