Nieuws
Wel of geen dierlijke mest toedienen?
Laat in de zomer mest toedienen in combinatie met het groeizame weer geeft risico op verhoogde eiwitgehalten. Het advies is dan ook om alleen nog te mesten op percelen die gemaaid gaan worden en dan maximaal 15 m3 per ha. Zorg voor netjes toedienen van de mest om grasbesmeuring te voorkomen en de smakelijkheid en voederwaarde van het gras op peil te houden.
Optimaal benutten gebruiksruimte
De hoge mestafzetkosten hebben tot gevolg dat de eigen gebruiksruimte optimaal benut moet worden. Door het natte weer van afgelopen voorjaar is er minder mest toegediend dan normaal. Om alsnog de gebruiksruimte volledig te benutten, is meer mesttoediening in de zomer noodzakelijk.
Daarom is recent de periode van mesttoediening op grasland verlengd tot 15 september. Bij een late mesttoediening is de N-benutting lager dan in het voorjaar. De vraag is dan hoe en op welke percelen mest optimaal is toe te dienen voor een zo hoog mogelijke stikstofbenutting, zonder dat het eiwitgehalte van het gras te hoog wordt. Daarvoor zijn uiteraard de mestopslagruimte en de al toegediende hoeveelheid dierlijke mest, zeer bepalend. De commissie Bemesting Grasland & Voedergewassen en project Bemest op z’n Best zetten enkele gedachten op een rij.
De stikstofbehoefte van gras
Vanaf eind augustus heeft gras nog maar weinig aanvulling met stikstof nodig. Dit komt omdat de groeisnelheid snel afneemt met het korter worden van de dagen en de nalevering van stikstof uit de bodem vrij hoog is. Zeker dit jaar mag gerekend worden op een hoge stikstofnalevering vanwege een goede vochtvoorziening en een warme augustusmaand, waardoor de mineralisatie van bodemstikstof hoog is. In onderstaande tabel is berekend dat alleen bij maaien op zand- en kleigrond nog een kleine N-gift nodig is van respectievelijk 10 en 15 kg N per ha.
Tabel 1: Stikstofbemestingsbehoefte september 2024 in kg N per ha.
Zand W | Zand M | Veen W | Veen M | Klei W | Klei M | |
Bemestingsadvies september | ~10 | ~20 | ~10 | ~20 | ~15 | ~30 |
Geschatte nalevering uit eerder gegeven mest (zie tabel 1.7 uit het bemestingsadvies) | ~5 | ~5 | ~5 | ~5 | ~5 | ~5 |
Verhoogde minarelisatie door hoge temperatuur en vocht | 5-10 | 5-10 | >20 | >20 | 10-15 | 10-15 |
Netto advies | 0 | 10 | 0 | 0 | 0 | 15 |
W=weiden, M=maaien
Mest in september
Als je mest gaat toedienen, beperk dan de gift tot hooguit 15 m3 per ha. Met deze gift wordt ongeveer 18 kg werkzame N gegeven (en is er nog een nawerking van ~10 kg later in het najaar). Geef de mest op zand en klei bij voorkeur alleen aan percelen die gemaaid worden. Op veengrond is geen mest nodig. Wil je toch mest toedienen, beperk dan de gift tot 10 m3 per ha. Kunstmest is alleen nog op zand en klei maaipercelen zonder mestgift nodig; 40-60 kg kas volstaat.
Netjes toedienen
Najaarsgras is meestal minder smakelijk. Dan is het zaak dat mest bij zodenbemesten netjes wordt toegediend in de sleuf. Dat kan met een kleine gift (15 m3 per ha), een goed afgestelde machine en een niet te hoge rijsnelheid. Met mest besmeurd gras beperkt de opname bij weidegang en bij maaien is er kans op mestresten in de kuil, wat ten koste gaat van de voederwaarde. Bij sleepvoetbemesting is het zaak de mest bij voorkeur met meer dan 50% te verdunnen en nauwkeurig op de grond te plaatsen om besmeuring te minimaliseren.
Stikstofgehalte gras
Dit najaar is er kans op vrij hoge N-gehalten in het gras door de hoge bodemmineralisatie en eventueel een laat uitgevoerde bemesting met mest. Houd met de bijvoeding hier voldoende rekening mee, door te kiezen voor eiwitarme producten met een hoger energieniveau. Een andere optie is om jongvee te laten weiden op percelen die mest krijgen.
Tips
- Als je gaat bemesten, bemest dan op de percelen met de laagste mestgift tot dusver, op de percelen met naar verwachting de laagste mineralisatie (de laagste NLV) en die gepland zijn om te maaien.
- Zorg voor goed gemixte mest.
- Anticipeer met de bijvoeding op gras met hoge eiwitgehalten.
- Doseer kleine giften en voeg water toe aan de mest.
Meer informatie: Wim Bussink, Zwier van de Vegte en Bert Philipsen