Nieuws

Voerkwaliteit onder druk door veranderde grasgroei en bemesting

Gepubliceerd op
24 november 2025

Op het bedrijf van Rijk en Linda Baltus, één van de Koeien & Kansen-deelnemers, verandert de samenstelling van het gras door strengere bemestingsnormen. Waar stikstofbemesting vroeger eiwitrijke grasgroei bevorderde, vereist de huidige regelgeving een andere aanpak. Hoewel de groeiomstandigheden gunstig blijven, heeft dit geleid tot ingrijpende veranderingen in de voedingswaarde van het gras.

Net als veel andere melkveehouders merkt het bedrijf van Rijk en Linda in Middenmeer, geleden op kleigrond, dat de grassamenstelling verandert. De huidige regelgeving en duurzaamheidseisen dwingen tot een andere benadering. Gras blijft groeien door factoren zoals bodemstructuur, vocht en temperatuur, maar de voedingswaarde verandert ingrijpend.

Van eiwitrijk gras naar suikergras

Door de lagere bemesting zien we een duidelijke trend: graskuilen bevatten steeds meer suiker en bijna geen onbestendig eiwit (OEB). Analyses laten zien dat de suikergehaltes oplopen tot wel 240 gram per kilogram droge stof, terwijl de hoeveelheid OEB vrijwel nihil is. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor het rantsoen van de koeien. Waar Rijk en Linda vroeger konden rekenen op een stabiele eiwitbasis uit gras, moeten ze nu veel meer corrigeren om het tekort aan onbestendig eiwit op te vangen.

Smakelijk en verteerbaar voer

Hoewel de hogere suikergehaltes de smakelijkheid van het voer ten goede komen, creëert het gebrek aan eiwit een belangrijk probleem. Koeien hebben een balans nodig tussen energie (suiker) en eiwit om melk efficiënt te produceren. Het ontbreken van voldoende eiwit verstoort deze balans, wat kan leiden tot problemen in de penswerking en een afname in de melkproductie. Het blijft een uitdaging om de gewenste 12 tot 13 kilogram graskuil per koe per dag in het rantsoen te krijgen, aangezien de verteerbaarheid en eiwitopname onvoldoende zijn.

De trend is meer suiker, minder eiwit

De situatie bij Rijk en Linda Baltus is geen uitzondering. In de sector is een duidelijke trend zichtbaar: meer suiker en minder eiwit in het gras. Deze verandering vraagt om een herziening van de ruwvoerstrategie en rantsoenopbouw. Gras is niet langer vanzelfsprekend de belangrijkste eiwitbron. Melkveehouders moeten aanvullende eiwitbronnen inzetten om het eiwittekort te compenseren en de balans in het rantsoen te herstellen.

Sturen op ureum? Niet de oplossing

Sommige melkveehouders proberen te sturen op ureumwaarden in de melk, maar dit blijkt geen effectieve maatregel in deze situatie. Ureum is niet alleen afhankelijk van het eiwitgehalte in het rantsoen, maar ook van de verhouding tussen energie en eiwit. Je kunt een rantsoen hebben met 150 gram ruw eiwit (RE) per kilogram droge stof en een ureumwaarde die lijkt te kloppen, maar ook met 170 gram RE en een vergelijkbare ureumwaarde. Het zegt dus niet alles over de benutting van het voer.

Tijd voor een nieuwe strategie

De veranderende samenstelling van gras door lagere bemestingsnormen vraagt om een nieuwe strategie op melkveebedrijven. Zoals het bedrijf van Rijk en Linda Baltus laat zien, gaat het niet alleen om het groeien van gras, maar vooral om het vinden van de juiste balans in het rantsoen. Grasgroei moet gekoppeld blijven aan bemesting, anders ontstaan er ongewenste neveneffecten. Het stikstoftekort moet uiteindelijk in het rantsoen worden aangevuld, wat extra kosten en complexiteit met zich meebrengt.

Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat er geen vrije stikstof in de bodem aanwezig is: nitraatmonsters van de drains tonen dit al 15 jaar aan. Voor de Europese richtlijn moet het nitraatgehalte lager zijn dan 50 mg/l, en op dit bedrijf is het zelfs lager dan 3 mg/l. Dit onderstreept dat stikstof uit bemesting cruciaal blijft voor een uitgebalanceerde grasgroei en voerkwaliteit.