Nieuws
Mogelijke overgang naar VEM2022-systeem in BEX 2025
Mogelijk zal het VEM2022-systeem geïmplementeerd worden in de BEX 2025. Dit instrument wordt ingezet om stikstof- (N) en fosfaatexcretie (P) voor melkveebedrijven te berekenen. Het VEM-systeem biedt nieuwe normen voor de energiebehoefte van melkkoeien en jongvee, gebaseerd op recente onderzoeken. De aanpassingen zijn nodig omdat het energiemetabolisme van melkvee door de jaren heen sterk is veranderd.
De aanleiding voor het onderzoek naar de VEM-balansmethode in 2016 was dat de voeropname, vooral van droogstaand melkvee, zoals berekend met het oude VEM-systeem, niet meer goed overeenkwam met waargenomen voeropnames. De voeropname van een rantsoen wordt berekend op basis van de vastgestelde VEM-behoefte van de veestapel. Het VEM-systeem wordt gepubliceerd en onderhouden door het Centraal Veevoederbureau (CVB). In 2022 publiceerde de CVB, na jaren van onderzoek, nieuwe VEM-behoeftes voor melkgevende dieren en ook nieuwe VEM-waardes voor de voedermiddelen gepubliceerd. Dit nieuwe systeem staat bekend als VEM2022.
Een belangrijke reden voor deze aanpassingen is dat de huidige melkkoe niet meer dezelfde type koe is van 50 jaar geleden, toen het oorspronkelijke VEM-systeem werd ontwikkeld. Daarnaast heeft de CVB ook de VEM-behoefte voor jongvee opnieuw onderzocht. Omdat de VEM-behoefte en het VEM-aanbod cruciaal zijn voor de voeropnamebepaling in BEX, wordt overwogen om over te stappen naar de VEM2022-normen, zodat deze systemen aansluiten bij de meest recente wetenschappelijke kennis en
Veranderingen kort samengevat
- Hogere energiebehoefte voor onderhoud bij lacterende koeien.
- Hogere energiebehoefte voor onderhoud bij droogstaande koeien.
- Extra energiebehoefte vanwege fysieke activiteit in een ligboxenstal.
- Geen energiebehoefte voor een negatieve energiebalans.
- Lagere energiebehoefte voor melkproductie.
- Hogere energiebehoefte voor dracht en grazen.
- Stijging van het gemiddelde lichaamsgewicht van melkkoeien van 650 naar 675 kg.
- Hogere energiebehoefte voor jongvee.
- Wijziging van VEM-waarde voor voedermiddelen.
VEM als basis voor de berekening van voeropname in BEX
De berekening van de uitscheiding van stikstof en fosfaat, evenals de emissies van methaan en ammoniak bij melkvee, begint met het bepalen van de voeropname. De BEX berekent de totale VEM- behoefte van de melkveestapel (melkgevend, droog, lacterend en jongvee), waarbij een behoeftecorrectie van plus 2% wordt toegepast. Van deze totale behoefte wordt de VEM die geleverd wordt uit krachtvoer, bijproducten en overig ruwvoer (zoals graszaaihooi of stro) afgetrokken. De overblijvende VEM-waarde wordt het ‘VEM-gat’ genoemd, dat wordt opgevuld met VEM-opname uit ruwvoer.
De verdeling van de verschillende soorten ruwvoer (grassilage, maïssilage, vers gras) binnen het VEM-gat wordt bepaald op basis van ruwvoervoorraden (silage) en beweidingsduur (vers gras). De verhouding tussen de verbruikte hoeveelheden graskuil, maiskuil en vers gras wordt gebruikt om het VEM-gat van ruwvoer verhoudingsgewijs op te vullen met deze drie soorten ruwvoer.
VEM 2022 systeem lacterend en droogstaand melkvee
Ten opzichte van het vorige VEM-systeem brengt het VEM 2022-systeem veranderingen met zich mee voor zowel de bepaling van de energiebehoefte van melkkoeien als de VEM-waardes van voedermiddelen. De belangrijkste veranderingen in de onderhoudsbehoefte zijn:
- 15% toename van de metaboliseerbare energie voor onderhoud bij lacterende koeien.
- 26% toename van de metaboliseerbare energie voor onderhoud bij droogstaande koeien.
- 10% extra energiebehoefte voor lacterende koeien vanwege fysieke activiteit in een ligboxenstal.
- Geen energiebehoefte voor een negatieve energiebalans.
- Hogere energiebehoefte voor dracht en grazen.
- Stijging van het gemiddelde lichaamsgewicht van melkkoeien van 650 naar 675 kg.
Voor de VEM-waarde van voedermiddelen zijn de veranderingen:
- Dieren benutten energie efficiënter, waardoor de omzetting van metaboliseerbare energie (ME) naar netto-energie (NE) stijgt.
- Het voeropnameniveau heeft geen negatief effect meer op de gehalten van metaboliseerbare energie van voedermiddelen of rantsoenen.
De belangrijkste aanpassingen betreffen de energiebehoefte van de dieren, maar doordat ook de efficiëntie van de voederbenutting is verbeterd, veranderen de VEM-waardes van de voedermiddelen. Kort samengevat neemt de VEM-behoefte toe, maar de energie wordt efficiënter benut. De toename in onderhoudsenergie komt waarschijnlijk doordat moderne melkkoeien een andere lichaamsbouw hebben dan vroeger, met meer metabool actief weefsel (organen en spieren) en minder vet per kg lichaamsgewicht. Tegelijkertijd wordt de energie voor melkproductie efficiënter gebruikt, wat de energiebehoefte voor melkproductie verlaagt.
Voor de gemiddelde Nederlandse melkkoe, met een productie van 9000 tot 9500 liter per lactatie, wordt de stijging in onderhoudsbehoefte gecompenseerd door een verlaging in de energiebehoefte voor melkproductie, waardoor de totale VEM-behoefte niet veel verandert. Koeien met een hogere melkproductie hebben daardoor een lagere totale energiebehoefte (onderhoud + melkproductie), terwijl koeien met een lagere melkproductie juist een hogere VEM-behoefte krijgen. Dit betekent dat bij het VEM 2022-systeem koeien met een lagere melkproductie meer voer nodig hebben, en dieren met een hogere melkproductie minder.
Bij koeien met een melkproductie van rond de 6000 liter per jaar stijgt de berekende voeropname met 4% tot 8%, terwijl bij koeien die 12.000 liter per jaar produceren, de voeropname 2% tot 4% lager ligt.
VEM2022 behoefte voor jongvee omhoog
Voor het VEM2022-systeem is de energiebehoefte van jongvee opnieuw geëvalueerd op basis van recente experimenten. Uit de onderzoeken blijkt dat de energiebehoefte voor jongvee hoger ligt dan bij de huidige normen. Dit betekent dat zowel de energiebehoefte als de voeropname voor jongvee met ongeveer 10 tot 13% toeneemt. Afhankelijk van het aantal stuks jongvee op een bedrijf, leidt dit tot een stijging van de totale voeropname met ongeveer 2 tot 3% op bedrijfsniveau.
Andere voeropname, andere excretie
De overstap naar het VEM2022-systeem betekent dat de berekende voeropname verandert, doorgaans met een stijging. Door de toegenomen voerbehoefte voor jongvee zal de excretie van N en P met 2% tot 3% stijgen, afhankelijk van het aandeel jongvee op het bedrijf. Voor lacterend melkvee stijgt de gemiddelde N- en P-excretie met ongeveer 1%, voornamelijk door de toename van het lichaamsgewicht van 650 naar 675 kilogram. De combinatie van jongvee en melkvee leidt tot een gemiddelde stijging van de N- en P- excretie van 3 tot 4%.
Op bedrijfsniveau kunnen de effecten verschillen. Bedrijven met een melkproductie lager dan 9000 liter FPCM per koe per jaar zullen een toename van de N- en P-excretie tussen de 4% en 10% zien. Voor bedrijven met een productie boven de 11000 liter per koe varieert de verandering tussen -3 en +3%. Algemeen geldt dat bij hogere melkproducties (boven 11000 liter) de excretie minder stijgt, of zelfs daalt, terwijl bij producties onder 11000 liter de N- en P-excretie meestal toeneemt.
Praktische gevolgen
Het VEM-systeem vormt de basis voor de berekening van de voeropname in de BEX. CVB heeft zowel de VEM-behoeftes voor melkvee (droog, lacterend en jongvee) als de VEM-waardes van voedermiddelen aangepast. Voor droogstaande koeien stijgt de VEM-behoefte, zodat meer voer nodig is om aan deze behoefte te voldoen. Voor lacterende koeien blijft de VEM-behoefte voor de gemiddelde koe grotendeels gelijk, maar laagproductieve koeien hebben meer voer nodig en hoogproductieve koeien minder, vergeleken met eerdere berekeningen. De VEM-behoefte van jongvee stijgt sterk, wat betekent dat ook voor deze groep meer voer nodig is dan voorheen berekend.
De implementatie van het VEM2022-systeem in de BEX zal grote gevolgen hebben voor de gemiddelde excretieberekeningen in Nederland, met een verwachte stijging van ongeveer 3%. De impact kan echter variëren tussen bedrijven en schommelen tussen de – 4% tot + 10%. Implementatie zal op zijn vroegst in de BEX 2025 zijn.