Nieuws
Goede melkproductie, duurzame koeien en een ruweiwit van 155: het kan!
Sommige deelnemers aan het project Koe en Eiwit vragen zich af of een ruweiwit van 155 gr /kg ds ten koste gaat van de melkproductie en de gezondheid van het vee. Maar volgens deelnemer Henk Kamstra uit Twijzelerheide valt dat wel mee.
Mooie cijfers
‘Op ons bedrijf hebben we een productie van rond de 9500 kg melk, met 4,45 vet en 3,60 eiwit. We hebben maar liefst 26 koeien met een productie van 100.000 liter melk gehad. 7 koeien passeerden zelfs de grens van 10.000 kg vet en eiwit, hiervan lopen er nu nog 2 op het bedrijf’, vertelt Henk vol trots. ‘De koeien zijn bij ons gemiddeld 7,5 jaar oud bij afvoer, ruim een jaar ouder dan het landelijk gemiddelde; ook met de levensduur van de koeien gaat het dus wel goed.’ Kamstra houdt van robuuste koeien, die veel ruwvoer aankunnen.
Gestage daling van het ruweiwit
Kamstra wilde bewuster voeren en wat meer voerefficiëntie. ‘Daarbij komt dat het voerspoor een eenvoudige manier is om ammoniak reductie te realiseren.’ Vandaar dat hij zich heeft aangemeld bij het project Koe en Eiwit. ‘We zijn begonnen in 2020 met een ruweiwit van 168 gr/ kg ds, na een jaar was dat al gedaald naar 162 gr. Ik verwacht nu rond de 155 gr/ kg ruweiwit uit te komen.’
Zijn ‘geheim’
Veel weiden met goed gras en goed ruwvoer, dat is de sleutel, maar hoe doe je dat?
‘Weidegang is belangrijk voor een goede productie en gezonde koeien, dan volgt de levensduur vanzelf wel. We beweiden zeker 1500 uur per jaar, ruim 200 dagen met gemiddelde 6-8 uur per dag. Het is een beetje afhankelijk van het weer, maar vorig jaar was dat 217 dagen 8 uur per dag.’
‘Ons beweidingssysteem ziet er als volgt uit. We beginnen op tijd (half april) met 5 percelen van ca anderhalf hectare, in eerste instantie weiden we drie dagen op een perceel, na 15 dagen kom je weer terug in het perceel. In deze ‘tweede ronde’ worden de percelen 2 dagen beweid. In de daaropvolgende rondes beweiden we steeds maar één dag op het perceel.’
‘Wanneer de eerste snede gemaaid is, komen er voor de beweiding vier nieuwe percelen bij en valt er van de eerste vijf telkens een perceel af. Op deze wijze houden we de koeien tevreden, en minimaliseren we hiermee schommelingen in het aanbod van (kwaliteit) gras.’
Goed ruwvoer is volgens Kamstra van groot belang. Het kuilvoer moet van hoge kwaliteit zijn, hierbij streeft hij naar minimaal 940 VEM met een ruweiwit rond de 160 gr/kg ds. ‘We maaien om de 4-5 weken bij een opbrengst tussen de 2500 tot 2700 kg ds/ha. Ook met de bemesting zijn we steeds bewuster bezig. Globaal gaat op een perceel dat gemaaid wordt 25m3 drijfmest, aangevuld met vloeibaar ureum (250 kg/ha). Voor een weideperceel gebruiken we 15m3 drijfmest met 150 kg vloeibaar ureum.’
Een lager ureumgetal
Er wordt meer gestuurd op het ureumgetal. Het streven is een ureumgetal van 17-18 en Kamstra kijkt ook regelmatig naar de samenstelling van de mest. Bij een ureumgetal boven de 20 en dunne mest worden er aanpassingen binnen het rantsoen gedaan. Dan wordt er bijvoorbeeld iets meer snijmais gevoerd en iets minder krachtvoer of premix. Het zijn altijd kleine aanpassingen in het rantsoen die gedaan worden. Kamstra noemt dit ‘het rantsoen een beetje bijschaven’. Hij wisselt niet snel van producten: ‘Grote wisselingen (omschakeling) in het rantsoen kosten productie, die moet je voorkomen. Het ureumgetal is lager dan afgelopen jaren en dat komt vooral doordat ik er veel actiever mee bezig ben.’
Tenslotte nog wat tips
‘Eiwit moet je zoveel mogelijk zelf ‘winnen’ middels je ruwvoer. Met name bij de aankoop van producten (krachtvoer en premix) moet je scherp naar het eiwitgehalte kijken. In mijn geval betekende dat minder eiwit in krachtvoer en/of premix. Wanneer de koeien veel worden geweid, moet je eigenlijk wat mais bijvoeren, anders wordt het wel moeilijk om te voldoen aan de norm van 155 gr ruweiwit. Mijn advies is: ‘Blijf, als veehouder bewust naar je rantsoen kijken, in veel gevallen kan het ruweiwit echt wel wat lager.’
Foto: De premix bestaande uit gewalste bietenpulp, maisvlokken, raapzaadschilfers, granen (alkagrain) en melasse